Marry's Kruidenwijsheid

Wilgen: wonders voor de waterhuishouding

De wilg heeft vele bijnamen, maar de mooiste vind ik wel: “De Aspirientjesboom”. Er zijn in ons land heel veel wilgensoorten; de Schietwilg, Kraakwilg, Amandelwilg, Laurierwilg, de grauwe- of rossige wilg, de bittere- en de Boswilg. De bekendste wilg is denk ik wel: de Treurwilg.

 

Monumentale bomen met twijgen die als gordijnen net boven het water hangen van oude stadssingles en klassieke parkvijvers. En als er iets honkvast is, dan is het wel: een boom. Maar dat geldt niet voor de Knotwilg. Als je deze boom niet knot, scheurt hij uit of valt hij om. Waar zijn takken neerkomen, schiet hij opnieuw wortel en dan herhaalt het hele proces zich van voor af aan. Als je lang genoeg wacht zul je zien dat hij door het landschap heen wandelt. Maar de wilg is vooral bijzonder vanwege zijn ‘antiseptische kracht’. De schors bevat veel acetylsalicylzuur; Een pijnstillende en ontstekingsremmende stof die in chemische vorm ook in aspirine zit.

 

“Ik moet heel voorzichtig zijn met wat ik roep dus beschouw alles maar als een mening, want als ik tegenwoordig zeg dat de griep een virus is dan hebben we de poppentjes al aan het dansen!”

Maar de wilg staat dus al van vroeger uit bekend om zijn antiseptische werking. De rietsnijders uit de Biesbosch en Giethoorn, die hele dagen tot hun liezen in het koude water stonden, wisten dat al. Door te kauwen op wilgenbast beschermden ze zichzelf tegen nier- en blaasontsteking en allerlei andere kwalen aan de onderste waterhuishouding. Ach, de nonnen maakten vroeger al tinctuur van wilgenbast, gemixt met andere kruiden, en verwerkten dat tot een brandewijn als anti-griep medicatie. En dat bleef niet altijd bij één theelepel in de ochtend…

 

Overigens waren zij niet de eersten die de medicinale eigenschappen van de wilg ontdekten. Zo gebruikten de Soemeriërs in 4500 voor Christus wilgenschors al om koorts te weren en schreven Griekse en Romeinse artsen in de antieke oudheid de wilg ook voor bij reuma en jicht. Jicht wordt veroorzaakt doordat urinezuurkristallen zich vastzetten op de gewrichten. Het acetylsalicylzuur in wilgenbast is dan het perfecte middel. Het houdt een soort grote schoonmaak in het lichaam en ruimt die kristallen op. Ik ken paardenliefhebbers die hun paarden ook jonge wilgen twijgen geven. Je zou eens moeten gaan kijken wat de paarden met de bast van die twijgen doen. Ze eten de takken compleet kaal en dat is niet alleen uit verveling of honger. Paarden weten precies wat goed voor ze is. Ook parkieten staan erom bekend de bast van jong wilgenhout op te peuzelen vanwege de antibiotische stoffen.

Ik heb hier achter het huis op zo’n 100 meter van mijn raam een enorme Treurwilg staan. En je kunt aan de kleur van de boom veel zien. Zodra de wilg zijn echte grauwe en grijzen laat zien weet ik dat er koud weer op komst is!

 

De wilg heeft nog een slimme truc: hij zorgt voor zijn eigen antivries. Waar de berk suikers in zijn knoppen pompt tegen het bevriezen en de kastanje hars, houdt de wilg in zijn katjes een isolerend laagje lucht vast om de jonge blaadjes te beschermen tegen bevriezing. Over katjes gesproken: de aaibaarheid van de wilg. In april kleuren hele weilanden wit van het stuifmeel van de wilg. Zodra de wilg, maar ook de hazelaar en de berk, de stuifmeel meegeeft aan de wind krijgen veel mensen allergische reacties. Mijn advies: zet een aantal takken met katjes op een vaas en schud dan een paar dagen achter elkaar een klein beetje stuifmeel van de katjes af, veeg het door de honing uit je eigen buurt en roer dat door de thee.

 

Marry Foelkel

 

Neem een kijkje op mijn website: https://www.marrys.nl/

 

De Begonia’s van Aartje
Plattegrond Rick’s Moestuin Aan Zee
Rick’s Moestuin aan Zee
De Hyacinthorchis